Hilhorst wil 'fusie' verzorgingsstaat en burgers
Zorgcoöperaties van burgers, Buurtzorg Nederland, thuisafgehaald.nl, Eigen Kracht-conferenties (waar de sores van iemand wordt opgelost samen met familie, vrienden en bekenden), wehelpen.nl, ouderparticipatiecrèches, burgers die het beheer van buurthuizen en bibliotheken overnemen, Urgenda (om Nederland duurzamer en innovatiever te maken) en broodfondsen van en voor zzp’ers. Het zijn voorbeelden van wat de afgelopen jaren de do-it-ourselves-beweging is gaan heten. Het aantal initiatieven van burgers die het heft in eigen hand nemen, vaak uit onvrede over de effectiviteit van de hulp die de klassieke verzorgingsstaat nog te bieden heeft, groeit dagelijks.
Pieter Hilhorst, toen nog freelance publicist bij de Volkskrant, trad zelf in 2011 toe tot dit ‘gilde’ van sociaal doe-het-zelvers toen hij samen met onder andere cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans een broodfonds voor zzp’ers oprichtte: een lokale zelfgeor- ganiseerde onderlinge arbeidsongeschikt- heidsverzekering. Via Twitter hadden ze binnen enkele dagen de benodigde vijftig leden bij elkaar. Door de publiciteit die dit fonds kreeg, het was het derde in Neder- land, werd het ene na het andere brood- fonds opgericht. De verwachting is dat er binnen een jaar meer dan honderd zijn.
Krachtige initiatieven
Het succes van hun broodfonds en al die andere krachtige initiatieven van burgers, niet alleen in Nederland trouwens, maakte Hilhorst en Van der Lans zo enthousiast dat ze er een boek over wilden schrijven. Tegelijkertijd constateerden ze ook dat het politiek-bestuurlijke systeem zich vaak geen raad wist met mensen die zelf verantwoordelijkheid wilden nemen.
Zo ontstond het idee om een boek te maken over wat die doe-het-zelf-beweging betekent voor het politiek-ambtelijke bestel en maatschappelijke instituties.
De werktitel was: We doen het zelf! Hoe burgers de publieke zaak heroveren en wat dat betekent voor de politiek. Maar tijdens de afronding van het boek vorig najaar kreeg Jos van der Lans een onverwachts telefoontje van Pieter Hilhorst: ‘Ik moet
je wat vertellen … ik volg Lodewijk Asscher op als wethouder Onderwijs, Financiën en Jeugdzaken in Amsterdam.’
Zo schrijf je samen een boek als betrokken toeschouwers over hoe de (lokale) politiek en maatschappelijke instituties anders moeten gaan (samen)werken en zo wordt een van de twee onderdeel van het systeem. Ze losten het op door de publica- tie een jaar uit te stellen en er een deel aan toe te voegen waarin Hilhorst reflecteert op zijn idealen vanuit zijn nieuwe werke- lijkheid, die van bestuurder. ‘Ik wilde heel graag de sprong wagen van commentator naar bestuurder. Ideeën op papier zetten is mooi, maar je ideeën realiseren is natuur- lijk het mooiste’, vertelt Pieter Hilhorst.
Geïnspireerd door de filosofe en politiek denker Hannah Arendt, die ooit zei dat politiek het scheppen van mogelijkheden is die er eerst niet waren, voegde Hilhorst zich dan ook een jaar geleden vol ambitie bij het Amsterdamse college. Of het een beetje wil lukken met het realiseren van wat onmogelijk leek? Hilhorst: ‘Ik vind van wel. Ik heb dingen kunnen bereiken die echt het verschil maken. Een voorbeeld is de invoering van kwaliteitskringen voor kinderdagverblijven. We hebben de kinder- opvanglocaties ingedeeld in drie groepen: slechte, twijfelachtige en goede. Klaplopers, meelopers en koplopers. Elk kinderdag- verblijf dat zijn zaakjes echt goed op orde heeft en zich van de inspectie tot de kop- lopers mag rekenen, kan zich aansluiten bij een kwaliteitskring van tien tot vijftien kinderdagverblijven. Kinderdagverblijven die het goed doen, krijgen hierdoor de gelegenheid om elkaar te controleren. De leden van zo’n kwaliteitskring zijn voor elkaar verantwoordelijk. Schiet er één tekort, dan schiet de hele kring tekort.
Krijgt er één een boete, dan krijgen ze allemaal een zwaarder toezichtsregime. Door die collectieve sancties hebben instellingen er belang bij elkaar stevig bij de les te houden. Het voordeel is dat de overheid anders en minder bureaucratisch hoeft te controleren. Het is een manier van sociaal doe-het-zelven waar mensen niet meteen aan denken, maar sociaal doe-het-zelven gaat niet alleen over dingen die de stad gezelliger en socialer maken.’
Onbetaalbaar
Overal waar interactie is tussen overheid en burgers moet je nadenken of het op een andere manier kan, vindt Hilhorst. ‘Want wat gebeurde er in de kinderdag- verblijven in Nederland naar aanleiding van de zaak Robert M.? De commissie- Gunning die in opdracht van de burge- meester van Amsterdam onderzocht hoe dit grootschalige misbruik van kinderen had kunnen gebeuren, gaf als aanbeveling mee dat er altijd twee volwassenen moeten zijn die de kinderen kunnen zien of horen. Het vierogenprincipe geldt nu overal in het land en wie in de toekomst niet aan de eisen voldoet, kan rekenen op een boete. Dit is een goed voorbeeld van hoe toezicht zich als vanzelf groter maakt om alle ongelukken uit te sluiten. Door de invoering van het vierogenprincipe moest een kinderdagverblijf in Zaltbommel sluiten omdat ze de kosten van de spiegels en doorzichtige wanden niet kon betalen.
Maar we weten ook dat meer toezicht niet automatisch leidt tot meer veiligheid.’
Een ander voorbeeld van hoe hij het sociaal doe-het-zelven als wethouder tracht te stimuleren is het neutraliseren van perverse financiële prikkels in de jeugdzorg. Door gezinsgericht te gaan werken (met één coach voor een gezin) en het sociale netwerk van gezinnen te betrekken bij het oplossen van problemen, daalde het aantal ondertoezichtstellingen in Amsterdam vorig jaar met 32 procent (landelijk was dat 3 procent). In plaats van 2.100 (in 2011) werden er vorig jaar nog maar 1.400 kinderen onder toezicht geplaatst. In 2011 werden 310 kinderen uit huis geplaatst, dit jaar zijn dat er naar verwachting 134. ‘Dat is goed nieuws, want we hebben bij 700 kinderen minder aan de noodrem hoeven te trekken’, zegt Hilhorst. Maar het succes, licht hij toe, is tegelijkertijd een enorme bedreiging voor Bureau Jeugdzorg, omdat het voor een ondertoezichtstelling veel meer geld krijgt dan voor vrijwillige hulp- verlening. Hierdoor ontstond er een enorm tekort op de begroting en dreigden
1.500 kinderen op de wachtlijst te komen. ‘Vanaf 2015 is het werkterrein van Bureau Jeugdzorg verdeeld in 22 gebieden van ongeveer 40.000 inwoners. Elk gebied krijgt een eigen budget van waaruit alle jeugdzorg betaald moet worden. Zowel de vrijwillige zorg als dure specialistische zorg. Hierdoor wordt het voorkomen van uithuis- plaatsingen en ondertoezichtstellingen beloond. Het loont straks om problemen klein te houden. De kosten die daarmee in een gebied worden bespaard, houden ze in eigen zak. En dat is niet weinig. Een plek in een gesloten jeugdzorginstelling kost nu 110.000 euro per jaar. Een uithuisplaatsing zo’n 40.000 euro. Als er een kleiner deel van het wijkbudget aan zware gevallen hoeft te worden besteed dan komt dat de andere gezinnen ten goede. Om een idee te geven over hoeveel geld dat gaat: meer dan de helft van het budget gaat nu op aan de 2 procent ingewikkeldste gezinnen. Ja, het omdraaien van de economie in de publieke sector is ook sociaal doe-het zelven. Het gaat niet alleen om vrijwilligers- werk. Op een andere manier financieren is een voorwaarde om burgers de ruimte te geven het heft in eigen hand te nemen. Het geeft professionals een prikkel om optimaal gebruik te maken van de kracht van burgers. Nu is vaak het tegendeel het geval en zitten professionals niet op samenwerking met vrijwilligers te wachten.’
Bondgenoten
Zonder al die gemotiveerde sociaal doe- het-zelvers, zegt de Amsterdamse wethou- der, redt hij het niet om kinderen veilig te laten opgroeien en kinderen met een taalachterstand klaar te stomen voordat ze in groep 3 terecht komen. ‘Daar hebben we honderden hulpverleners voor, maar het blijft zo dat kinderen het meest gebaat zijn bij ouders die zelf het voortouw nemen om uit de sores te komen en samen met hun sociale netwerk onder begeleiding van een professional een plan maken om de problemen de baas te worden. Ik wil dat kinderen met een taalachterstand naar de peuterschool gaan als ze 2,5 zijn, maar het helpt enorm dat er een Voorleesexpres is, een groep vrijwilligers die kinderen thuis voorlezen. Ik wil dat ouderen die thuis willen blijven wonen dat kunnen. Initiatieven als Stadsdorp Nieuwmarkt en Stadsdorp Zuid
– ouderen die klaar staan voor ouderen – helpen daarbij. Ik heb kortom bondgenoten
nodig om Amsterdam sterk en sociaal te houden. Aan mij als wethouder is het om die bondgenoten te stimuleren en te knok- ken om die verknipte, inefficiënte, vaak niet zo effectieve overheid op de schop te nemen.’
Wat dat allemaal in financiële termen gaat betekenen, weet Hilhorst niet. Maar wel weet hij dat als alles bij het oude blijft er na de decentralisaties op het gebied van jeugd, zorg en arbeid, die gepaard gaan met forse efficiencykortingen, het alleen minder van hetzelfde wordt. ‘Dat wil ik niet. Dan word ik een tegenhouder in plaats van een wethouder. De overheid moet niet de wijk nemen, maar de wijken in. Gezinnen met problemen moeten terecht kunnen bij hulpverleners in de wijk die ook de sociale netwerken kennen, zodat problemen in een vroeg stadium in samenhang kunnen worden aangepakt. Alleen hulpverleners die lokaal opereren kunnen goed inspelen op de kracht en hulpvaardigheid van de mensen in wijken buurten. Die is er trou- wens in ruime mate. Uit vele onderzoeken blijkt dat Nederlanders graag een handje willen helpen. We hebben al 2 miljoen mantelzorgers en 4 miljoen vrijwilligers in Nederland. In Amsterdam wemelt het van de buddy’s en de maatjes.’
Sociaal doe-het-zelven, zegt hij, is dan ook geen excuus voor de afbraak van de verzorgingsstaat. ‘In de Troonrede liet
premier Rutte de koning zeggen dat we de verzorgingsstaat moeten inruilen voor een participatiesamenleving. Daarmee slaat hij de plank volledig mis. Het is niet zo dat als er meer burgers iets voor een ander gaan doen dat je dan minder professionele hulpverleners nodig hebt. Bovendien brengt hij het verhaal in het kader van bezuinigingen, waardoor veel mensen denken dat het bouwen op de eigen kracht van burgers een alibi is voor bezuinigingen. Maar sociaal doe-het-zelven gaat erom hoe je in een stad een fatsoenlijk niveau van voorzieningen houdt. Het is geen schraapzucht, het gaat om zeggenschap. Voor de allerarmsten en kwetsbaarsten blijft de verzorgingsstaat altijd nodig. Voor Rutte is de overheid een geluksmachine die je uit kan zetten, voor mij een pech- demper voor wie werkloos wordt en wie kwetsbaar is en niet meer of nog niet voor zichzelf kan zorgen.’
Doe-het-zelf-recht
‘Fatsoenlijke zorg en ondersteuning is alleen maar te realiseren door een nieuw en effectief samenspel op buurt- en wijkniveau tussen overheid, instituties en burgers. En daarvoor ligt de bal niet in eerste instantie bij de burgers, maar bij de overheid en instituties. Die moeten veran- deren. Burgers moeten gestimuleerd en gesteund worden als ze sociaal willen ondernemen. Daarom wil ik bijvoorbeeld na de gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar een sociaal doe-het-zelf-recht invoeren. Dat betekent dat Amsterdammers veel van wat de overheid doet in eigen beheer mogen doen onder het motto “Als je denkt dat je het beter kan, doe het dan”. Bijvoor- beeld voetbalclubs die zelf gras willen maaien en het geld dat daarmee bespaard wordt in warme douches investeren of inwoners die zelf het leerlingenvervoer willen regelen. In mijn ideale Amsterdam hebben mensen die pech hebben mazzel dat ze in Amsterdam wonen, omdat wij hier niemand in de steek laten.’
Abonneer u op BNG Magazine via onderstaande knop.
Stuur uw artikel naar de redactie van BNG Magazine en wij nemen vervolgens contact met u op.