Intelligente sociale deals
‘Social return, wordt nog vaak gezegd, is dat 5 procent van de aanbestedingssom wordt gebruikt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Dat kan inderdaad zo worden ingevuld, maar dat hoeft niet’, zegt Peter Koppe, senior adviseur bij de VNG, onder andere op het terrein van social return on investment. ‘Social return kan in talloze vormen gegoten worden. Bijvoorbeeld door het bieden van leer-werkplekken en stages, maar het komt ook voor dat een accountantskantoor dat op geen enkele manier in staat is om iemand een baan te geven zijn social return-verplichting invult door het geven van een cursus administratie voor werklozen en startende ondernemers. Social return bij gemeenten gaat tegenwoordig veel meer over het koppelen van sociale doelstellingen aan inkoop. Natuurlijk is er wel een soort rangorde in die doelstellingen; mensen kansen bieden om (weer) aan de slag te komen staat bovenaan.’
De laatste twee jaar heeft social return bij gemeenten een enorme vlucht genomen. Deed in 2012 50 procent van de gemeenten aan social return, nu neemt 80 procent social return-eisen op in de bestekken bij aanbestedingen, weet Koppe. Van de 20 procent die het nog niet doet, zegt tweederde het wel te gaan doen. Hoeveel mensen de afgelopen jaren daardoor aan een baan zijn gekomen is niet bekend, wel zijn er cijfers van individuele gemeenten. Zoals van Amsterdam, die er de afgelopen drie jaar in slaagde 3.000 mensen via social return uit de uitkering te laten uitstromen naar werk. Het varieert per gemeente van enkele tientallen tot honderden per jaar, denkt Koppe.
Niet onomstreden
Onomstreden is social return niet. VNO- NCW/MKB Nederland pleit er hartstochtelijk voor om social return niet verplichtend op te leggen bij aanbestedingen. Mariet Feenstra, secretaris aanbesteding, mededinging en maatschappelijke ondernemingen bij de werkgeversorganisatie: ‘Dat is om meerdere redenen. Zo zien we bij social return-eisen bij aanbestedingen dat die door aanbestedende diensten in de meeste gevallen vrijwel automatisch worden opgenomen. De inkoper moet wat met social return om aan zijn verplichting te voldoen, plakt er een percentage op, meestal 5 procent, en de ondernemer moet maar zien hoe hij daaraan voldoet.
Omdat er in veel gevallen niet over wordt nagedacht of de eis passend is bij de gevraagde werkzaamheden en bij de sector, kunnen ondernemers vaak niet goed aan die eis voldoen. Wat je dan ziet is dat ondernemers zich in bochten wringen om die opdracht toch binnen te halen. De werknemers die dan via social return bij een bedrijf aan de slag gaan, zijn dan vaak van weinig betekenis voor de opdracht, verdringen andere personeelsleden en staan na afloop van de werkzaamheden meestal zelf ook weer op straat.’
Zij krijgt dan ook veel klachten binnen van ondernemers over social return, zegt ze. ‘Die ondernemers zeggen best te willen helpen met het aan de slag helpen van mensen die aan de kant staan. Ze willen alleen niet via aanbestedingen gedwongen worden om mensen aan te nemen waarvoor ze eigenlijk geen plek hebben en die niet altijd passen bij de diensten en producten die ze moeten leveren. Daar is niemand bij gebaat. Als je mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag wilt helpen, moeten gemeenten, provincies, Rijk en waterschappen met ondernemers de dialoog daarover aangaan. Daar heb je geen dwang of social return voor nodig.’
Sociaal akkoord
Een andere belangrijke reden om de social return-verplichtingen te schrappen is, volgens Feenstra, dat ondernemend Nederland in het sociaal akkoord met het kabinet heeft afgesproken om tot en met 2026 100.000 banen te creëren voor mensen met een beperking. Dit jaar en volgend jaar moeten er om te beginnen jaarlijks 5.000 banen voor deze groep bijkomen. Als dat niet lukt, worden alle bedrijven vanaf 2016 verplicht om minimaal 5 procent arbeidsgehandicapten in dienst te hebben. Bedrijven die dat niet halen, krijgen een boete. Feenstra: ‘Daarvoor moeten we ons serieus inzetten. Als we nu door social return veel mensen aan een baan helpen en er daardoor niet in slagen om de afspraken in het sociaal akkoord na te komen, zit het bedrijfsleven straks met een dubbele dwangmaatregel. Ook daarom willen wij nu gewoon aan de slag gaan met die 100.000 banen. We zullen laten zien dat we daarmee mensen aan de slag helpen. Ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt die nu via social return aan de slag worden geholpen.’
Peter Koppe van de VNG is niet erg onder de indruk van dat argument. ‘Die extra 100.000 banen zijn er nog niet. Maar bovenal: social return gaat niet alleen over het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking. Gemeenten zijn er niet op uit om werkgevers te dwingen, maar een kleine prikkel via aanbesteding en inkoop helpt wel degelijk om ondernemers te bewegen om mensen die moeilijk aan een baan kunnen komen aan te nemen.’ Tegelijkertijd is hij het echter volledig met Mariet Feenstra eens dat gemeenten de werklozen niet zomaar over de schutting moeten gooien in de armen van ondernemers. ‘Social return moet zorgvuldig worden toegepast en met respect voor elkaars belangen en verantwoordelijkheden kun je in co-creatie tot afspraken komen waar gemeente, ondernemer en werkloze profijt van hebben. Het gaat ook om de dialoog die kan ontstaan. Wat heeft de ondernemer nodig om arbeidsplaatsen, stageplekken of leer-werkplaatsen, beschikbaar te stellen? De gemeente moet hem helpen zo goed mogelijk te kunnen ondernemen. Het economische en sociale veld moeten beter worden gekoppeld. Voor de VNG is dat een prioriteit, want het biedt enorme kansen om tot meer en nieuwe werkgelegenheid te komen’, zegt Koppe.
Samen zonder dwang
Koppe en Feenstra zijn het duidelijk eens over hoe social return er in een ideale wereld uit zou moeten zien: bedrijven en overheidsinstanties die samen zonder dwang hun uiterste best doen om werklozen op te leiden en banen te geven. Gemeenten en bedrijven die een hechte relatie hebben opgebouwd en elkaar begrijpen, die samen op intelligente wijze ervoor zorgen dat er meer mensen aan de slag komen, of elkaar vinden in het samen oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Werkgevers en gemeenten lijken elkaar echter nog niet erg te vinden als het om social return gaat. Niet onbegrijpelijk, want gemeenten en ondernemers handelen nog lang niet in alle gevallen zoals de belangenbehartigers graag zouden zien. De VNG benadrukt graag de fraaie voorbeelden van gemeenten die goed naar ondernemers luisteren en al tot intelligente social deals komen. VNO- NCW/MKB Nederland prijst ondernemers de hemel in die op eigen initiatief jonggehandicapten binnen hun bedrijf een kans geven. Terecht ook. Tegelijkertijd probeert de VNG haar leden met nieuwsbrieven en kenniskringen te masseren tot effectiever, creatiever en intelligenter gedrag op het gebied van social return
en helpt de werkgeversvereniging haar leden de weg van het maatschappelijk verantwoord ondernemen te vinden en te bewandelen.
Voorlopers
VNG en VNO-NCW/MKB Nederland zijn dan ook gezegend met leden die succesvol laten zien hoe social return on investment er idealiter in de toekomst overal uit zou kunnen zien. Zo’n voorloper op het gebied van social return is bijvoorbeeld Amsterdam. Social return 2.0 heet het daar. In de Leidraad Social Return die Amsterdam dit jaar publiceerde staat: ‘Social return heeft zich de laatste jaren flink ontwikkeld. Naast de smalle benadering van het begin (het plaatsen van werknemers op de opdracht, gedurende de opdracht), zijn nu ook (contractoverstijgende) afspraken mogelijk waarmee we meer toekomstbestendige resultaten kunnen behalen. (...) Daar waar verplichte invulling van social return op opdrachten verdringing van vast personeel of draaideureffecten oplevert, is een andere aanpak nodig.’ De kritiek van Mariet Feenstra is duidelijk “hoorbaar”, maar Amsterdam (en vele andere gemeenten, volgens Peter Koppe) hebben daarvan inmiddels geleerd.
Een voorbeeld van een voorloper bij de ondernemers is BAM Wegen. Oktober vorig jaar sloot de Regio Noordwest van BAM Wegen een convenant met de gemeente Amsterdam over social return op de 2.0-manier. Directeur Walter Steltenpool: ‘Het convenant verplicht ons om minimaal 5 procent van het bedrag dat we verdienen met alle werken die wij voor Amsterdam doen te investeren in arbeidsplaatsen. Op dit moment hebben we zeven mensen rondlopen die via social return zijn binnengekomen. Ook staat er in het convenant aan welke kwalitatieve eisen een traject van een kandidaat moet voldoen: de duur van de opleiding, de begeleiding die iemand krijgt en het streven naar een dienstverband of een meerjarige opleiding.’
Het mooie van het convenant vindt hij ‘dat wij het aantal plaatsingen kunnen omslaan over al het werk en niet per klus verplicht zijn om iets met social return te doen. In het geval van een klein project is dat namelijk best moeilijk, zo niet onmogelijk, in te vullen. Ook zijn er werken, zoals asfalteren, die gedaan worden door een klein ploegje specialisten. Daar kun je geen social return-verplichting aan koppelen.
Dat werkt niet.’ Dat social return niet per klus hoeft te worden ingevuld, scheelt bovendien flink in de administratieve lasten. ‘Ik kan nu periodiek laten zien hoeveel werken ik heb gedaan, voor welk bedrag en hoeveel uren de mensen hebben gemaakt die via social return bij ons werken. Op welke klus ze die uren gemaakt hebben, is niet meer relevant’, zegt Steltenpool.
Een ander pluspunt van social return 2.0 is dat het bedrijven toestaat om hun social return-verplichting te realiseren bij onderaannemers. Zo kan een accountskantoor ook een social return-taakstelling halen door met een schoonmaakbedrijf of cateraar in zee te gaan die dat voor ze invult.
Zo’n convenant, zegt de BAM Wegendirecteur, is ideaal voor bedrijven die continu in een gemeente aan het werk zijn. ‘Ik heb een langlopende verplichting, zonder dat ik trouwens een voorkeurspositie heb bij aanbestedingen. De social return-verplichting is dus niet meer direct gekoppeld aan aanbestedingen. Het is daardoor niet ondenkbaar dat ik een overschot opbouw aan social returnverplichtingen. Het zou mooi zijn als ik dat overschot zou kunnen meenemen naar een andere gemeente. Daar zouden gemeenten onderling afspraken over moeten maken. Dan kun je naar een situatie toe waarin een bedrijf aantoont dat het jaarlijks gemiddeld voor 1 miljoen euro aan social return invult en dus op basis van bijvoorbeeld een 5 procentsverplichting 20 miljoen aan overheidswerken mag aannemen, ongeacht in welke gemeente.’
Interne doelstellingen
BAM Wegen voert intern beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Steltenpool: ‘Daar krijgen wij ook taakstellingen op, bijvoorbeeld ten aanzien van stageplekken en het leerbedrijf.’ Social return mag dan van buitenaf worden verlangd, hoe het nu door Amsterdam in samenspraak met BAM Wegen is ingevuld voelt voor Steltenpool niet als een verplichting die hij liever niet op zijn nek had gehad. Sterker nog: ‘Eigenlijk helpt de gemeente ons nu bij het realiseren van onze interne doelstellingen.’ Ook vindt hij het heel ‘logisch’ dat de gemeente Amsterdam die ‘miljoenen per jaar uitgeeft aan allerlei infrawerk en tegelijkertijd ook miljoenen spendeert aan mensen die in een kaartenbak zitten, zegt: “Kunnen we daar geen win- win-situatie van creëren?” Als bedrijf moet je daar gewoon in mee willen denken. Het mes snijdt trouwens aan drie kanten: de kaartenbak van Amsterdam wordt wat leger, voor de mensen is het fijn dat ze een kans krijgen en een opleiding en intern werkt social return ook positief door. Mijn mensen vinden opleiden en begeleiden namelijk leuk en dankbaar werk. Bovendien ben je als bedrijf tegenwoordig aantrekkelijker voor jongeren als je sociaal onderneemt. Vier kanten dus.’
Voor kleine bedrijven, erkent hij, is het invullen van social return-verplichtingen lastiger, maar ze moeten ook niet zeuren. ‘Kleine bedrijven kunnen daar creatiever in zijn. Binnen de inframarkt gaan we bijvoorbeeld naar een situatie dat kleinere bedrijven steeds vaker aansluiting moeten zoeken bij de grote aannemers. Zeker bij moeilijke klussen. Als ik een stratenmaker nodig heb en hij zegt dat hij voor mij een social return-verplichting van 50.000 euro kan invullen, is dat voor mij aantrekkelijk. Bij een ondernemer die in de klaagstand staat en zegt dat hij tien man in dienst heeft en geen social return-verplichting erbij kan hebben, omdat hij dan iemand moet laten gaan, denk ik: laat één man gaan – zodra dat op een goede manier mogelijk is, bijvoorbeeld als iemand zelf vertrekt – en ga een socialere koers varen met je bedrijf. Leid vervolgens continu één man op en zorg ervoor dat dat een verkoopargument wordt bij je opdrachtgevers, omdat je dan voor hen een stuk social return kan invullen. Het is maar hoe je wilt ondernemen.’
Abonneer u op BNG Magazine via onderstaande knop.
Stuur uw artikel naar de redactie van BNG Magazine en wij nemen vervolgens contact met u op.