Lasten burgers omlaag
Veel groepen in de samenleving, waaronder mensen met middeninkomens en jongeren, merken echter nog weinig van het economisch herstel. Ook zijn er zorgen over de integratie en de toekomst van de gezondheidszorg. In deze notitie ga ik in op de belangrijkste beleidsmaatregelen en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse economie, de overheidsfinanciën en de koopkracht.
Meer geld voor sociale zekerheid, defensie en onderwijs
Het beleidspakket leidt tot een netto stijging van de overheidsuitgaven met EUR 7,9 miljard (1,1% van het bbp) in 2021 (zie de tabel hieronder). Er wordt EUR 1,6 miljard meer uitgegeven aan sociale zekerheid. Een groot deel gaat naar verhoging van de kinderbijslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Het kabinet trekt EUR 1,5 miljard extra uit voor defensie. Dit wordt onder meer besteed aan vervanging van verouderd materieel.
Onderwijs krijgt er EUR 1,4 miljard bij. Het bedrag wordt vooral besteed aan een verhoging van de salarissen en verlichting van de werkdruk in het basisonderwijs en de voor- en vroegschoolse educatie. De uitgaven aan openbaar bestuur stijgen met EUR 1 miljard. Dat komt vooral doordat de uitgaven aan het gemeente- en provinciefonds meestijgen met de rijksuitgaven. Er wordt EUR 0,8 miljard meer uitgetrokken voor internationale samenwerking, voornamelijk voor verhoging van de ontwikkelingshulp en versterking van het diplomatieke netwerk. Zorg is het enige onderdeel waaraan de regering per saldo minder wil uitgeven, namelijk EUR 0,5 miljard.
Groei uitgaven basispad: 1,5%
De extra uitgaven zijn gerekend ten opzichte van het zogenaamde basispad van het CPB, dat uitgaat van ongewijzigd beleid (tabel). Uit de tabel blijkt, dat het regeerakkoord tot een beperkte wijziging in de overheidsuitgaven leidt. De totale uitgaven groeien met 2,1% tegen 1,5% in het basispad. Rekening houdend met de beleidsintensiveringen is het resultaat dat vooral de uitgaven aan defensie, internationale samenwerking en zorg in de komende jaren toenemen. De andere uitgaven nemen licht toe, terwijl de uitgaven aan veiligheid ondanks de beleidsintensivering licht dalen.
Effect beleidsintensiveringen op overheidsuitgaven
| 2017 mld. | basispad 2021 mld. | beleid mld. | basispad incl. beleid mld. | Idem % | basispad % p/jr |
---|---|---|---|---|---|---|
Openbaar bestuur | 62,8 | 65,6 | 1,0 | 66,5 | 1,5 | 1,1 |
Veiligheid | 12,6 | 12,0 | 0,5 | 12,5 | -0,2 | -1,3 |
Defensie | 7,5 | 7,7 | 1,5 | 9,3 | 5,6 | 0,9 |
Bereikbaarheid | 9,9 | 10,3 | 0,1 | 10,4 | 1,2 | 1,0 |
Onderwijs | 38,0 | 38,6 | 1,4 | 39,9 | 1,2 | 0,3 |
Zorg | 67,0 | 79,0 | -0,5 | 78,5 | 4,0 | 4,2 |
Sociale zekerheid | 88,4 | 90,7 | 1,6 | 92,4 | 1,1 | 0,6 |
Overdrachten aan bedrijven | 9,5 | 9,4 | 0,5 | 9,9 | 1,0 | -0,3 |
Internationale samenwerking | 12,0 | 13,4 | 0,8 | 14,2 | 4,1 | 2,7 |
Overig | 0,2 | - | 1,0 | 1,1 | - | - |
Totaal | 307,9 | 326,7 | 7,9 | 334,7 | 2,1 | 1,5 |
Lasten huishoudens omlaag
Het kabinet voert een groot aantal veranderingen op fiscaal terrein door. Rode draad hierin is dat de lasten op arbeid worden verlaagd en de lasten op producten en milieu worden verhoogd. De collectieve lasten dalen in 2021 per saldo met EUR 6,4 miljard (0,9% van het bbp). Gezinnen betalen EUR 5,2 miljard minder belastingen en premies.
Het aantal belastingschrijven wordt voor werkenden teruggebracht van vier naar twee. In de eerste schijf die geldt voor belastbare inkomens tot 68.800 geldt een tarief van 36,95%. Voor de inkomens daarboven is het tarief 49,5%Momenteel geldt een tarief van 36,5% in de eerste schijf (belastbare inkomens tot 19.981), 40,8% in de tweede en derde schijf (inkomens tot 33.790 respectievelijk 67.071 euro) en 52,0% voor inkomens vanaf 67.072. Gepensioneerden betalen geen AOW-premie, waardoor deze groep drie tarieven blijven gelden. Daarnaast worden de algemene heffingskorting en de arbeidskorting verhoogd.
De vrijstelling voor de vermogensrendementsheffing wordt verhoogd. Er zal een nieuw stelsel voor de heffing worden ontwikkeld, waarin wordt uitgegaan van het werkelijke rendement. Daar staat tegenover dat het lage BTW-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%.
De lasten voor bedrijven blijven nagenoeg gelijk. De grondslag van de vennootschapsbelasting wordt verbreed, onder meer door een beperking van de aftrekbaarheid van rentelasten. Hierdoor ontstaat ruimte om de statutaire tarieven te verlagen. Het verschil met de niveaus in andere landen neemt af, wat gunstig is voor het vestigingsklimaat.
Verder wordt de dividendbelasting afgeschaft. Hiermee is een bedrag van EUR 1,4 miljard gemoeid. Deze maatregel is vooral gericht op het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Er wordt een bronbelasting op rente en royality’s ingevoerd om brievenbuscontructies tegen te gaan. Naar aanleiding van de Panama Papers wordt de opsporingscapaciteit en de informatiepositie van de belastingdienst versterkt.
Verbetering arbeidsmarkt
Het kabinet neemt een groot aantal maatregelen die de werking van de arbeidsmarkt moeten verbeteren. De verschillen tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en onbepaalde tijd worden verkleind. Het kabinet komt met een wetsvoorstel waarin wordt bepaald dat de arbeidsvoorwaarden van werknemers die via payrolling werken ten minste gelijk zijn aan werknemers bij de inlener.
Zelfstandig werken als zzp'er is straks alleen mogelijk bij een tarief van tenminste 125% van het minimumloon. Onder deze grens is dan sprake van een arbeidsovereenkomst. Voor zelfstandigen wordt een opdrachtgeversverklaring ingevoerd waarmee een opdrachtgever vooraf zekerheid verkrijgt over vrijwaring van loonbelasting en premies voor de werknemersverzekering. Over een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en pensioen voor zzp'ers wordt niets gezegd.
Verder worden enkele maatregelen genomen die het aannemen van personeel moeten stimuleren. Binnen het MKB wordt de verplichting tot loonbetaling voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) verkort van 2 naar 1 jaar. In het ontslagrecht wordt een cumulatiegrond ingevoerd, waardoor ontslag van een werknemer wordt vergemakkelijkt. Daar staat tegenover dat de rechter een hogere transitievergoeding kan toekennen. Ook hebben werknemers voortaan vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding in plaats van na twee jaar.
Europa
Het nieuwe kabinet zal een actief en verregaand geïntegreerd buitenlands beleid voeren. Nederland is onlosmakelijk verbonden met de EU. Vraagstukken als migratie, klimaatverandering en grensoverschrijdende criminaliteit zijn alleen aan te pakken in Europees verband.
Ten aanzien van de EMU is het van belang dat de lidstaten zich aan de gemaakte afspraken houden en de negatieve effecten van hun beleid niet kunnen afschuiven op andere landen. Indien een land in problemen komt door een onhoudbare staatsschuld moeten eerst de private beleggers hun bijdrage leveren, waardoor het beroep op het noodfonds ESM wordt beperkt. Het gezamenlijk financieren van schulden door de invoering van een transferunie of de uitgifte van eurobonds is ongewenst. Een Europees depositogarantiestelsel kan pas worden opgericht, indien de bankensector in alle landen gezond is en een risicoweging van overheidsobligaties op de bankbalansen is ingevoerd.
Groei komt iets hoger uit
Volgens het CPB leidt het beleidspakket tot een hogere economische groei. Dat komt vooral doordat huishoudens als gevolg van de lastenverlichting meer gaan uitgeven en doordat de overheidsbestedingen sterker toenemen. Het bbp zal daardoor de komende kabinetsperiode met 2% per jaar toenemen in plaats van 1,8%.
De werkgelegenheid neemt door het beleidspakket bij de overheid toe met 1,1% per jaar. In de zorg komt de werkgelegenheid 0,2% per jaar lager uit. Volgens het basispad inclusief het beleidspakket stijgt de werkgelegenheid bij de overheid met 0,8% en in de zorg met 3%. De totale werkgelegenheid neemt toe met 1,0% per jaar.
De inflatie komt uit op gemiddeld 2,2% tegen 1,6% in het basispad. De verhoging van het BTW-tarief en andere indirecte belastingen leidt tot een sterkere stijging van de inflatie. De oplopende inflatie en de dalende werkloosheid leiden tot hogere looneisen.
Overheidsschuld daalt
De hogere economische groei en werkgelegenheid leiden tot positieve inverdieneffecten voor de overheidsfinanciën. De initiële negatieve effecten van het beleidspakket worden daardoor ten dele gecompenseerd. Het EMU-saldo komt daardoor lager uit, maar blijft de komende kabinetsperiode op basis van de huidige economische inzichten positief. Na correctie voor conjuncturele effecten wordt - uitgezonderd in 2018 - eveneens een licht overschot gerealiseerd. Dit zogenaamde structurele EMU-saldo voldoet daarmee aan de medium-term objective (MTO) van -0,5% van het bbp die in het Stabiliteits- en groeipact is vastgelegd.
De regering gaat een zogenaamd structureel begrotingsbeleid voeren. Dat betekent dat niet direct wordt ingegrepen indien de belastinginkomsten en de conjunctuur gerelateerde uitgaven tegenvallen. Omgekeerd zal de extra budgettaire ruimte bij een gunstige ontwikkeling niet worden benut voor extra uitgaven dan wel lastenverlichting.
De overheidsschuld daalt iets minder dan in het basispad. In 2021 komt de bruto overheidschuld volgens de berekeningen van het CPB uit op 45,8% van het bbp. Dat is niet alleen duidelijk beneden de EMU-norm van 60%, maar ook lager dan in de meeste andere eurolanden.
Koopkracht over hele linie omhoog
Het beleidspakket leidt tot stijging van de koopkracht van de meeste huishoudens van 0,5% tot 1,5% per jaar. De koopkrachtstijging is vooral het gevolg van de lastenverlichting die samengaat met de invoering van het tweeschijvenstelsel en het verhogen van de algemene heffingskorting en de maximale arbeidskorting. Daar staan een aantal maatregelen tegenover die de koopkracht negatief beïnvloeden, waaronder het versneld beperken van de hypotheekrenteaftrek en andere aftrekposten tot het laagste tarief in box 1.
Werkenden gaan er wat meer op vooruit dan uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. Mensen met een inkomen lager dan 175% van het minimumloon zien de koopkracht wat minder stijgen dan andere inkomensgroepen.
Financieel solide
Het nieuwe regeerakkoord is financieel solide. De vier politieke partijen hebben ondanks de zeer gunstige economische omstandigheden besloten tot een relatief bescheiden pakket van extra uitgaven en lastenverlichtingen. Er blijft sprake van een begrotingsoverschot, al is dit wat minder groot dan in het basispad. Hierdoor wordt budgettaire ruimte gecreëerd om financiële tegenvallers op te vangen, indien de conjunctuur omslaat en de economie in een recessie komt.
Positief zijn ook de maatregelen op het terrein van de arbeidsmarkt. Er worden maatregelen genomen om de positie van zzp'ers ten opzichte van werknemers beter af te bakenen. Maar het regeerakkoord zegt niets over een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en pensioen voor zzp'ers. De verlaging van de lasten op arbeid maken betaald werk aantrekkelijker. Daar staat tegenover dat de BTW en de milieulasten worden verhoogd. Ook wordt de hypotheekrenteaftrek versneld verminderd tot het tarief van de eerste belastingschijf. Deze maatregelen zijn economisch verstandig en worden aanbevolen door internationale organisaties.
Een tegenvaller is dat het belastingstelsel er niet eenvoudiger op wordt. Het aantal belastingschijven wordt weliswaar teruggebracht van vier naar twee, maar de toeslagen, inkomensafhankelijke regelingen en aftrekposten blijven bestaan. De afschaffing van de dividendbelasting leidt tot een aanzienlijke inkomensderving voor de fiscus, maar de positieve effecten op de werkgelegenheid moeten nog maar worden afgewacht.
Abonneer u op BNG Magazine via onderstaande knop.
Stuur uw artikel naar de redactie van BNG Magazine en wij nemen vervolgens contact met u op.