Meicirculaire

expertisecentrum Financiën en Economie van de VNG lichten enkele belangrijke onderwerpen toe.

Meicirculaire

De meicirculaire 2015 die op de valreep verscheen, brengt weer veel nieuws waarmee gemeenten rekening moeten houden. We staan stil bij de meest in het oog springende punten.

Accressen
Het jaarlijkse groeipercentage van de algemene uitkering (het accres) varieert sterk tussen de jaren en ook (van circulaire op circulaire) binnen de jaren. In mei 2013 werd nog gerekend met een accres van 6,0 procent voor 2014. Nu wordt dat jaar afgesloten met een accres van 2,0 procent. In euro’s is dat bijna 650 miljoen minder!

In de meest actuele vooruitzichten is 2016 het meest positieve jaar, met een verwachte groei van het gemeentefonds an ruim 600 miljoen euro. Maar dat komt vooral doordat het accres 2015 omlaag duikt met 1,2 procent. Het verschil tussen 2015 en 2016 wordt daardoor alleen maar groter, en dan valt 2016 al snel positiever uit. Alles bij elkaar is het financiële beeld tot en met 2020 allerminst rooskleurig te noemen. Zeker niet als je ook rekening houdt met de inflatie.

En dan hebben we het nog niet over de ‘kortingen aan de achterdeur’, buiten de ‘samen-de-trap-op, samen-de-trap-af’methodiek om. Deze forse kortingen zijn al enige tijd bekend, maar daarmee is de acceptatie niet makkelijker. Laat staan dat de maatregelen die gemeenten moeten nemen om de begroting rond te krijgen voor bestuurders én burgers eenvoudig zijn.

Een geluk bij een ongeluk is dat de gasbaten al jaren buiten de ‘samen-de-trapop, samen-de-trap-af’-methodiek zijn gehouden. Stijging of (zoals nu) daling van de gasbaten heeft geen directe invloed op de Netto Gecorrigeerde Rijksuitgaven. En die zijn uiteindelijk bepalend voor de berekening van het accres. Wel hebben lagere gasbaten indirecte invloed doordat het wegvallen van die inkomsten bij het Rijk tot keuzes leiden: moet er worden bezuinigd ? Als dat plaatsvindt op onderdelen van de Netto Gecorrigeerde Rijksuitgaven, dan leidt dat wel tot negatieve bijstelling van het accres.

Tweede fase groot onderhoud
Na de eerste fase groot onderhoud die per 2015 is doorgevoerd, stonden nog vier (sub)clusters voor het komende jaar op de nominatie om herijkt te worden. Dat wil zeggen dat de verdeling in het gemeentefonds weer aangesloten wordt bij de feitelijke uitgavenpatronen van (groepen van) gemeenten. Het gaat om de (sub)clusters Brandweer en rampenbestrijding, Onderwijshuisvesting, Werk en inkomen en ten slotte Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing (VHROSV).

De Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) en de VNG hebben – op wat kant- tekeningen na – positief geoordeeld over de eerste drie (sub)clusters. De verdeelwijzigingen die het Rijk voorstelt passen binnen de uitgangspunten van het verdeelstelsel die we met z’n allen hebben afgesproken. Voor het onderdeel VHROSV ligt dat anders. Het Rijk stelt voor om dit onderdeel in totaal 206 miljoen euro in omvang te laten stijgen, opgebouwd uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een verhoging van 104 miljoen euro, voornamelijk om plattelandsgemeenten te compenseren voor gestegen kosten aan bestemmingsplannen. Grotere gemeenten gaven daaraan juist minder uit. Er zou hierdoor dus een verschuiving plaatsvinden van stedelijke gemeenten naar gemeenten met een groot buitengebied.

Daarnaast wil het Rijk een decentralisatieuitkering Stedelijke Vernieuwing invoeren met een omvang van 102 miljoen euro, die verdeeld zou worden onder 21 grote gemeenten. Deze decentralisatie-uitkering moet voorkomen dat deze grote gemeenten erop achteruit gaan door hun aandeel in de 104 miljoen euro voor plattelandsgemeenten.

Argument waarom het Rijk deze handmatige ingreep in de verdeelsystematiek van het gemeentefonds voorstelde, was vooral onzekerheid over de invloed van de conjunctuur op de uitgaven aan stadsvernieuwing van deze grote gemeenten en over het effect van afschaffing van de Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing per 2015. Met name de handmatige ingreep leverde veel vragen op bij de Rfv en VNG. En dat maakte dat beide adviesorganen niet akkoord konden gaan met het Rijksvoorstel VHROSV. Er is een nieuw, beter onderbouwd voorstel nodig, dat tot een betere verdeling van dit cluster leidt per 2017.

Voor het tussenjaar 2016 is een andere oplossing vastgelegd in de meicirculaire: 33 procent van de nieuwe verdeling voor VHROSV voor de plattelandsgemeenten wordt doorgevoerd. De handmatige ingreep voor de 21 stadsvernieuwingsgemeenten is daardoor minder urgent. Het kan zijn dat de indruk bestaat dat deze tussenoplossing voor 2016 de plattelandsgemeenten nadelig beïnvloedt, ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel.

Maar dat is niet het hele verhaal. Per saldo gaan de plattelandsgemeenten er in 2016 niet 104 miljoen euro maar circa 35 miljoen euro op vooruit binnen dit cluster. Maar de 21 grote gemeenten leveren met de tussenoplossing net zo goed in: namelijk de 102 miljoen euro van de geschrapte decentralisatie-uitkering. Vooruitlopend op de definitieve nieuwe verdeling van VHROSV per 2017 wordt dus gewerkt met een gematigde wijziging voor zowel grote als kleinere gemeenten.

Cumulatieregeling gemeentefonds
Op de cumulatieregeling gemeentefonds is een variant van de bekende slogan van de Belastingdienst treffend. ‘Leuker kunnen we het niet maken. Wel makkelijker’, wordt dan ‘Makkelijker kunnen we het niet maken. Wel doeltreffender’.

De fondsbeheerders hanteren in 2015 voor de Wmo en voor jeugd twee afzonderlijke maar gelijke ingroeipaden. Zo kunnen gemeenten met grote herverdeeleffecten geleidelijk toegroeien naar hun nieuwe situatie (op basis van objectieve verdeelmodellen). Deze ingroeipaden duren vier jaar. Door deze ingroeipaden gaan gemeenten met een negatief herverdeeleffect er per model maximaal 15 euro per inwoner per jaar op achteruit. De tweede fase van het groot onderhoud gemeentefonds kent een eigen ingroeipad van twee jaar, ook met een plafond aan negatief herverdeeleffect van maximaal 15 euro per inwoner per jaar. De fondsbeheerders hebben – na een voorzet van de VNG – geoordeeld dat er naast de genoemde afzonderlijke ingroeipaden per 2016 nog een regeling nodig is om cumulatie van te veel negatieve herverdeeleffecten te voorkomen.

Ook deze cumulatieregeling kent een duur van vier jaar, met een maximaal negatief herverdeeleffect van 15 euro per inwoner per jaar. Daarbij worden ook de doorloop in 2016 van de eerste fase groot onderhoud en de ingroei van de re-integratiemiddelen voor de Participatiewet betrokken. Een rekenvoorbeeld: een gemeente scoort per inwoner in 2016 op jeugd min 15 euro, op Wmo plus 8 euro en op het groot onderhoud min 15 euro. Zonder cumulatieregeling zou dit uitkomen op totaal min 22 euro per inwoner aan negatief herverdeeleffect.

Dankzij de suppletie uit de cumulatieregeling wordt dat negatieve herverdeeleffect in 2016 beperkt tot min 15 euro per inwoner. De middelen die gemoeid zijn met de aftopping, worden gehaald bij de gemeenten die een voordelig herverdeeleffect hebben. Zij moeten langer op hun complete voordeel wachten. De berekening van de cumulatieregeling is complex en het is vooral opletten geblazen. Wat is de invloed van het ingroeipad van elk afzonderlijk traject en geldt voor dat afzonderlijke traject een maximaal negatief herverdeelnadeel? Pas daarna komt de cumulatie-aftopping in zicht.

Het is dus complex, maar ook doeltreffend. Want hierdoor wordt geregeld dat een gemeente noch op een afzonderlijk onderdeel noch op de gezamenlijke onderdelen als gevolg van een herverdeling meer nadeel ondervindt dan 15 euro per inwoner per jaar. De fondsbeheerders hebben dat alles al voor u berekend in de meicirculaire. Al kan het geen kwaad om er zelf eens in te duiken, om in ieder geval te kunnen volgen of en zo ja hoeveel er aan negatief herverdeeleffect wordt afgetopt.

Bezuinigen, hoe doe je dat?

De economie trekt wat aan, maar bij de gemeenten blijft schraalhans keukenmeester. Het accres van het gemeentefonds valt in de meicirculaire flink tegen en ook op andere bronnen zijn geen meevallers te melden. Omdat lastenverhoging voor veel gemeenten geen optie meer is, moet er wéér bezuinigd worden op de uitgaven. In veel gevallen gaat het daarbij om een tweede of soms zelfs al een derde of vierde ronde van bezuinigen.

Dat doet pijn, écht pijn. Het laaghangend fruit is immers al lang geplukt en er zit geen greintje lucht meer in de organisatie. Het kan zomaar gebeuren dat de ideeën uitgeput raken voor ‘een verdere neerwaartse aanpassing van de uitgaven’. Voor de zoveelste keer ideeën ophalen bij de bevolking is vaak ook geen optie meer. Wat nu? Misschien is het een idee (weer) eens te kijken hoe andere gemeenten dingen aanpakken.

Twee jaar geleden heeft de VNG, samen met BMC, een heel traject doorlopen om bezuinigingsideeën te verzamelen en met elkaar te delen. Er is toen ook een wedstrijd georganiseerd over het beste bezuinigingsidee. Deurne werd winnaar. Die gemeente slaagde erin om het muziekonderwijs in de lucht te houden, bij een fors lagere subsidie. Dit voorbeeld en veel ander materiaal is nog steeds na te lezen op vng.nl. (zoekterm Innovatief bezuinigen). Een aanrader! Het door VNG en BMC uitgebrachte discussieboek Van bezuinigingen tot strategische heroriëntatie kan helpen om de bezuinigingshanden opnieuw uit de mouwen te steken. Natuurlijk kunnen ideeën voor een nieuwe en andere aanpak op de VNGwebsite worden geplaatst, zodat collegagemeenten die ideeën kunnen oppikken.

Op de hoogte blijven van de nieuwste artikelen?

Abonneer u op BNG Magazine via onderstaande knop.

Wilt u zelf een artikel aanbieden?

Stuur uw artikel naar de redactie van BNG Magazine en wij nemen vervolgens contact met u op.

BNG Bank maakt gebruik van cookies voor analyse en het goed functioneren van de website. Klik op accepteren om te sluiten. Lees de privacyverklaring en de cookieverklaring voor meer informatie.

BNG Bank gebruikt cookies voor analyse en voor het goed functioneren van de website. Ook kunnen er cookies van derde partijen worden geplaatst. Hiervoor hebben wij uw toestemming nodig.