Waarom verbeteren grootste woningcorporaties hun duurzaamheid het minst?
In juli 2016 bracht BNG Bank zijn eerste social housing bond uit met een totale omvang van 1 miljard euro en een looptijd van 8 jaar. Voor deze obligatie, die valt binnen het kader van de zogenaamde Green Bond Principles, heeft Telos, universitair centrum voor duurzaamheid van de Tilburg University, het beoordelingsraamwerk opgesteld. Op grond van het raamwerk werden in 2016 uit de groep van de momenteel in totaal 324 wooncorporaties er 88 geselecteerd.
In deze publicatie wordt kort aangegeven hoe Telos de meting van de duurzaamheid bij wooncorporaties heeft uitgevoerd en wat na 1 jaar meten in deze eerste impact rapportage opvallende uitkomsten zijn.
Interne en externe duurzaamheid
Omdat BNG Bank in 2016 voor het eerst een social housing bond uitgaf, is begonnen met een eenvoudig raamwerk waarbij alleen is gekeken naar de prestaties binnen de wooncorporatie. Onder de criteria voor het meten van de duurzaamheid prestaties vallen de drie pijlers van duurzaamheid - de zogenaamde ecologische (Planet), sociale (People) en economische (Profit) duurzaamheid (Triple P) -, en ook een vierde aspect, de interne bedrijfsvoering. Met elkaar vormen deze vier aspecten, door Telos als duurzaamheid 'kapitalen' aangeduid, het domein van de interne duurzaamheid van een wooncorporatie. Elk van deze vier duurzaamheidkapitalen wordt gemeten door na te gaan hoe ver te actuele situatie afwijkt van de op lange termijn wenselijke duurzaamheidsituatie. De maatstaf waarin de resultaten worden uitgedrukt is het % van de weg die is afgelegd naar het duurzaamheidsdoel. Hoe hoger het % hoe dichter het duurzaamheidsdoel wordt [NOT FOUND] benaderd. De woningcorporatie heeft hierop rechtstreeks invloed.
Maar de invloed van de woningcorporaties hoeft hiertoe niet beperkt te blijven. Ook op de omgeving van de wooneenheden, de woonwijk, kan de wooncorporatie enige invloed uitoefenen, al is die invloed beperkt en verloopt deze vaak indirect via het gemeentebestuur en in samenwerking met andere in de wijk actieve actoren. Al is deze invloed indirect, de woningcorporatie is in wijken een belangrijke speler.
Eind 2016 heeft Telos daarom het genoemde beoordelingsraamwerk aangevuld tot een uitgebreid raamwerk. waarbij ook de duurzaamheid van de omgeving van het woningbezit in beeld is gebracht. Dit is gedaan door voor het domein van deze zogenaamde externe duurzaamheid ook de 'Triple P' benadering te volgen. Hiermee worden de milieu- , economische en sociale kenmerken van de wijk [NOT FOUND] in beeld gebracht op een vergelijkbare wijzen als dit voor gemeenten gebeurt. In totaal worden zodoende 4 interne duurzaamheidkapitalen en 3 externe kapitalen in beeld gebracht. Dat gebeurt bij dit uitgebreide raamwerk aan de hand van in totaal 83 indicatoren, waarvoor de gegevens worden ontleend aan de jaarlijkse rapporten van Aedes en, deels door inschattingen, aan de hand van gegevens van o.a. het CBS, het Compendium voor de Leefomgeving, Rijkswaterstaat klimaatmonitor, Waarstaatjegemeente.nl, VerweyJonker instituut, Inspectie voor het Onderwijs en vele andere bronnen. Telos heeft er voor gekozen om de interne en de externe duurzaamheid voor de eindscore even zwaar te wegen.
Voor de evaluatie van de prestaties van de voor de in 2016 geselecteerde groep van 88 wooncorporaties is het eerste [NOT FOUND] impact rapport gebaseerd op dit uitgebreide raamwerk met 83 indicatoren.
Duurzaamheidprestaties verbeteren maar economisch hebben de wijken met veel corporatiebezit het nog moeilijk
De totale groep wooncorporaties presteerde op duurzaamheid in rapportage jaar 2017 beter dan het jaar ervoor, zoals Tabel 1 laat zien. De gemiddelde duurzaamheidscore steeg van 51,1% benadering van het duurzaamheiddoel naar 51,8%. Dit is vooral het resultaat van een stijging van de interne duurzaamheid van 47,6 naar 49,2 en een kleine daling van externe duurzaamheid van 54,7 naar 54,4.
De reden voor de flinke stijging van de interne duurzaamheidscore van wooncorporaties komt op het conto van het milieu (bijvoorbeeld beter energielabel en minder elektriciteitsverbruik e.d.) en het economische rendement (bijvoorbeeld minder verlies aan inkomsten, hoger aantal toekomstige wooneenheden e.d.) maar wordt afgeremd door minder goede prestaties op sociale kenmerken (bijvoorbeeld lagere veiligheid).
Het licht achterblijven van de externe duurzaamheid het laatste jaar moet vooral in de economische kenmerken van de wijken (werkloosheid, vacante winkelruimte, weinig toegankelijke infrastructuur, e.d.) worden gezocht. De nawerking van de economische crisis is nog voelbaar in de wijken waar de woningbouwcorporaties actief zijn. De ecologische score (luchtkwaliteit, geluidhinder, landschapskwaliteit, e.d.) verbeterde wel. In algemene zin hebben, zoals eerder opgemerkt, corporaties alleen indirect invloed op de externe duurzaamheid en hebben zij ook een taak om juist in laag op duurzaamheid scorende wijken actief te zijn. Bij het interpreteren van de uitkomsten is het dan ook van belang de interne en externe duurzaamheid behalve in hun totaliteit ook afzonderlijk te blijven beoordelen.
Tabel 1: Verschillen tussen de duurzaamheidprestaties van de totale groep wooncorporaties (n=324) en de geselecteerde groep (n=88) in 2016 en 2017
Duurzaamheid domein en kapitaal | Totale groep 2016 | Selectie 2016 | Totale groep 2017 | Selectie 2017 | Totale groep: Verschil 2016-2017 | Selectie: Verschil 2016-2017 |
Totaal score | 51.12 | 52.96 | 51.79 | 53.46 | 0.67 | 0.50 |
Intern | 47.59 | 50.91 | 49.16 | 51.99 | 1.57 | 1.08 |
-Interne Bedrijfsvoering | 41.58 | 45.51 | 43.39 | 45.95 | 1.81 | 0.44 |
-Ecologisch | 48.44 | 51.05 | 50.89 | 53.44 | 2.45 | 2.39 |
-Economisch | 50.50 | 54.08 | 53.55 | 57.31 | 3.05 | 3.23 |
-Sociaal-cultureel | 49.85 | 53.00 | 48.80 | 51.26 | -1.05 | -1.74 |
Extern | 54.65 | 55.01 | 54.43 | 54.93 | -0.22 | -0.08 |
-Ecologisch | 58.74 | 60.15 | 59.61 | 61.09 | 0.87 | 0.94 |
-Economisch | 52.25 | 52.11 | 50.98 | 50.93 | -1.27 | -1.17 |
-Sociaal-cultureel | 52.95 | 52.78 | 52.69 | 52.77 | -0.26 | 0.00 |
Presteerden de in 2016 geselecteerde corporaties beter dan gemiddeld?
De meest voor de hand liggende vervolgvraag is of de geselecteerde groep wooncorporaties het beter doet dan gemiddeld. Het antwoord hierop is ook uit Tabel 1 af te leiden en is gemengd. De kopgroep van geselecteerde corporaties uit 2016 heeft zijn voorsprong in rapportagejaar 2017 weten te behouden. De selectie scoorde 53.46% en de totale groep 51.79 in 2017.Anderzijds was de gemiddelde verbetering bij de totale groep iets hoger (plus 0.67) dan bij de geselecteerde groep (plus 0.5). Dit verschil is echter niet statistisch significant.
De iets grotere verbetering van de totale groep is toe te schijven aan het inlopen door de totale groep van het grote verschil bij het interne duurzaamheid domein dat de selectie had op het punt van de interne bedrijfsvoering en van een minder sterke teruggang in het sociaal-culturele kapitaal.
Anderzijds zien we bij de geselecteerde corporaties bij het domein van de externe duurzaamheid dat de teruggang bij het economische en sociaal-culturele kapitaal minder sterk is en dat bij het ecologisch kapitaal iets meer voortgang wordt geboekt.
Corporaties met de grootste verbetering in 2016
Zo'n 60% van de geselecteerde corporaties wist de duurzaamheidscore het laatste jaar te verbeteren. De resultaten van tien corporaties die de grootste verbetering te zien gaven, zijn getoond in Tabel 2. De oorzaken hiervoor hoeven overigens niet alleen te liggen aan het voortvarend treffen van maatregelen. Ook veranderingen in het bezit, door aanschaf, verkoop of fusie kunnen hierbij een rol spelen.
Tabel 2: Geselecteerde wooncorporaties met de grootste verbetering in duurzaamheidscore over de rapportage jaren 2016-2017
Nr | Wooncorporatie | Duurzaamheid score 2017 | Verschil met 2016 |
1 | Stichting Woonservice IJsselland | 52.54 | 3.66 |
2 | Woonstichting Vryleve | 49.35 | 3.44 |
3 | Woningbouwvereniging De Goede Woning Driemond | 49.36 | 3.09 |
4 | Woningstichting Leusden | 58.86 | 2.94 |
5 | Stichting Rhiant | 55.49 | 2.87 |
6 | Woonstichting VechtHorst | 58.94 | 2.87 |
7 | BrabantWonen | 54.62 | 2.84 |
8 | Woningstichting Hellendoorn | 57.22 | 2.36 |
9 | Stichting Woonservice Drenthe | 54.43 | 2.26 |
10 | Rondom Wonen | 56.66 | 2.25 |
Op energiegebied zijn er wooncorporaties die in één jaar tijd hun score met 5-15%punten weten te verbeteren. In het algemeen gaat het hierbij om verminderde gasconsumptie en een verbeterd energielabel van de wooneenheden. De scores voor het energielabel kunnen sterk variëren wat onder meer wordt veroorzaakt doordat veel wooneenheden nog niet eerder een label hebben gekregen en dit verplicht moet worden aangevraagd bij het wisselen van eigenaar. Slechts 4 van de 88 geselecteerde corporaties vertoonde een teruggang in energielabel score, vermoedelijk door de aanschaf van oude woningen. Ook het elektriciteitsverbruik toont een neerwaartse trend.
Invloed van het type corporatie op duurzaamheidprestaties
Ondanks de korte evaluatie periode is het interessant om tenslotte te kijken naar de mogelijke invloed van het type van de corporaties op de duurzaamheidprestaties. Tabel 3 geeft hiervan een overzicht voor de totale groep aan corporaties.
Tabel 3: Invloed van de corporatie typologie op de verandering in duurzaamheidscore over rapportage jaren 2016-2017 voor de totale groep woon corporaties (n=324)
Typologie | Totale duurzaamheid score 2016 | Totale duurzaamheid score 2017 | Verschil 2017-2016
|
Klein (<1,250 eenheden) | 50.30 | 51.44 | 1.15* |
Medium (1,250-3,500) | 51.64 | 52.62 | 0.98* |
Groot (3,500-7,500) | 51.67 | 52.15 | 0.48 |
X-Groot (>7,500) | 50.86 | 51.03 | 0.18* |
Eensgezinswoningen | 50.00 | 51.21 | 1.21 |
Flatgebouwen | 50.04 | 50.90 | 0.86 |
Oudste bezit (gem. 1971) | 50.10 | 50.70 | 0.60 |
Oud bezit (gem. 1976) | 50.94 | 51.75 | 0.82 |
Nieuw bezit (gem. 1980) | 51.60 | 52.09 | 0.50 |
Nieuwste bezit (gem. 1985) | 51.79 | 52.56 | 0.77 |
Het gemiddelde verschil voor de geselecteerde corporaties tussen 2017 en 2016 is zoals Tabel 1 liet zien 0.67. Tabel 3 toont dat kleine en medium corporaties hier in gunstige zin significant van afwijken. De X-grote corporaties met meer dan 7,500 wooneenheden doen het echter significant slechter (slechts 0.18 beter in plaats van 0.67) in het laatste jaar. Een mogelijke verklaring voor dit laatste is dat de grootste corporaties ook te maken hebben met bijvoorbeeld de grootste sociaal-economische uitdagingen en het oudste bezit. De één na laagste duurzaamheidscore van 51.03 in 2017 voor de X-grote corporaties geeft hier een indicatie voor. Een andere verklaring kan zijn dat de grootste corporaties het resultaat zijn van recente fusies waarbij doorgaans minder goed scorende corporaties door goed scorende corporaties worden overgenomen wat het resultaat van de grote nieuwe combinatie drukt. Nader onderzoek moet uitwijzen wat hier precies aan de orde is. Dit zelfde geldt voor het feit dat de medium grote corporaties kennelijk een optimaal resultaat weten te boeken. Dat corporaties met het nieuwste bezit het hoogste scoren ligt in de lijn van de verwachting.
Een andere vraag is of de corporaties het gepresenteerde resultaat zelf praktisch op korte termijn zouden kunnen beïnvloeden. Dat zal makkelijker zijn voor de interne duurzaamheid dan voor de externe duurzaamheid.
In tabel 4 zijn de verschillen over 2017 en 2016 voor beide onderdelen van de totale duurzaamheidscore weergegeven.
Tabel 4: Invloed van de corporatie typologie op de verandering in interne en externe duurzaamheidscore over rapportage jaren 2016-2017 voor de totale groep woon corporaties (n=324)
Typologie | Interne duurzaamheid score 2016 | Interne duurzaamheid score 2017 | Verschil interne score 2017-2016 | Externe duurzaamheid score 2016 | Externe duurzaam heid score 2017 | Verschil externe score 2017-2016
|
Klein (<1,250 eenheden) | 45.41 | 47.81 | 2.40* | 55.18 | 55.08 | -0.11 |
Medium (1,250-3,500) | 48.26 | 50.30 | 2.04 | 55.02 | 54.94 | -0.08 |
Groot (3,500-7,500) | 48.58 | 49.77 | 1.19 | 54.77 | 54.53 | -0.24 |
X-Groot (>7,500) | 47.95 | 48.73 | 0.78* | 53.77 | 53.34 | -0.43* |
Eensgezinswoningen | 46.07 | 48.46 | 2.39 | 53.93 | 53.96 | 0.04 |
Flatgebouwen | 46.80 | 48.58 | 1.78 | 53.27 | 53.21 | -0.06 |
Oudste bezit (gem. 1971) | 45.94 | 47.55 | 1.61 | 54.27 | 53.86 | -0.42 |
Oud bezit (gem. 1976) | 47.58 | 49.24 | 1.66 | 54.30 | 54.27 | -0.03 |
Nieuw bezit (gem. 1980) | 48.49 | 49.74 | 1.25 | 54.70 | 54.44 | -0.26 |
Nieuwste bezit (gem. 1985) | 48.22 | 49.97 | 1.75 | 55.36 | 55.15 | -0.20 |
Tabel 4 laat zien dat er tussen de interne en externe duurzaamheidscores en de verandering daarin over de twee jaar voor de X-grote corporaties kan worden vast gesteld dat er weliswaar verbetering is bij de interne duurzaamheid (0.78), maar dat die het minst is van alle typen corporaties. Bij externe duurzaamheid is de situatie voor alle wooncorporaties verslechterd, maar het meest uitgesproken bij de X-grote corporaties (-0.43) en de corporaties met het oudste bezit (-0.42). Dat geeft het beeld dat de achterblijvende verbetering bij de X-grote corporaties aan de combinatie van interne en externe duurzaamheid is toe te schrijven en dat deze corporaties een groot deel van de mogelijke verbetering van de duurzaamheidscore in eigen hand heeft.
Abonneer u op BNG Magazine via onderstaande knop.
Stuur uw artikel naar de redactie van BNG Magazine en wij nemen vervolgens contact met u op.