De Britse Camilla Sheldon trapte af met een toelichting op het begrip ‘The Big
Society in the UK’. Haar bijdrage werd voorzien van een Nederlands tintje
door onder meer Willem Vermeend, Hoogleraar Europees fiscaal recht en fiscale
economie Universiteit Maastricht, en Caspar Boendermaker van BNG Bank.
Vermeend gelooft in reshoring, ofwel het terugbrengen van productie door West
Europese bedrijven vanuit China naar het eigen continent omdat de Chinese
loonkosten fors zijn gestegen en vooral omdat patenten worden geschonden en de
kennis van bedrijven wordt gestolen.
Hij ziet de economische toekomst niet somber in. Er ligt weliswaar een
levensgrote uitdaging in het terugbrengen van de collectieve sector naar ca 45%
van het BNP (nu ligt het op ca 50% en dat is niet vol te houden), maar we staan
er als Nederland goed voor. We hebben kennis en vaardigheden op de drie
technologieën van de toekomst: smartphones/tablets, 3D-printing en monitoring op
afstand. We moeten in Nederland regionale clusters bouwen waar bedrijven,
kennisinstellingen en overheden samen werken. Daar zijn we altijd goed in
geweest en dat moeten we benutten. Dus niet hopen op regie vanuit Den Haag, maar
zelf werken aan en in de regio.
Na dit betoog leidde Caspar Boendermaker namens BNG Bank een discussie over
de kansen van het Engelse begrip Big Society in Nederland.
Big
Society wordt in Engeland vooral gebruikt om private initiatieven te promoten en
publiek-private samenwerking te prikkelen. Tijdens de discussie blijkt dat de
meeste financiële bestuurders en controllers geloven in de voordelen van het
betrekken van de private sector. Ook bij investeringen in verduurzaming van
gemeentelijk vastgoed.
Wel werden kanttekeningen geplaatst bij de onvermijdelijke fouten die gemaakt
worden, waarbij vooral de Wijkertunnel werd genoemd als debacle voor de
rijksoverheid. Boendermaker gaf aan dat dit leergeld is betaald en private
financiering tegenwoordig niet meer op basis van verkeersprognoses maar op basis
van beschikbaarheid wordt terug betaald. Bij maatschappelijk vastgoed kan lering
worden getrokken uit ervaringen ten aanzien van private financiering in de
infrastructuur. Hij stond uitgebreid stil bij het verschil tussen bekostigen en
financieren. Veel maatschappelijk vastgoed, of het nu om gemeentehuizen,
onderwijsgebouwen of sportaccommodaties betreft, worden uit de publieke middelen
bekostigd. Via inkomsten uit de verkoop van toegangskaartjes en consumpties kan
soms een gedeelte van de bekostiging indirect privaat bekostigd worden. De
financiering van maatschappelijk vastgoed kan via de balans van bijvoorbeeld een
gemeente lopen (publieke financiering) of via private voorfinanciering. In dat
geval dient een private partij een lening aan te trekken om het vastgoed te
realiseren en via een huur of beschikbaarheidsvergoeding kan de private partij
de financiering aflossen.
De discussie tussen de aanwezige bestuurders spitste zich vervolgens toe
op de vraag of een dergelijke private financiering niet vooral iets is voor
grote rijksprojecten of dat het ook geschikt kan zijn voor kleinere
gemeentelijke investeringen. Bijvoorbeeld in verduurzaming van
sportaccommodaties, onderwijsgebouwen of ander maatschappelijk vastgoed.
Uiteindelijk gaf een van de aanwezigen een prachtig voorbeeld hoe bij kleinere
projecten toch de prikkels van private financiering heeft kunnen introduceren
zonder dat het leidt tot hoge transactiekosten. Door de opdrachtnemer bij het
verduurzamen van een sportaccommodatie zelf een deel van de financiering op zich
te laten nemen en uit de besparingen op de energierekening deze financiering af
te lossen is op een relatief eenvoudige manier een krachtige prikkel om
gedurende een langere periode efficiënt te handelen geïntroduceerd. Maar zo
waarschuwde een andere bestuurder, aannemers kunnen in de huidige tijd geen
grote bedragen voorfinancieren. ‘Wellicht dat de door Vermeend genoemde
technologieën van de toekomst uitkomst kunnen bieden om de private financiering
van projecten te vereenvoudigen’, stelt een congresganger.